Windmolenpark voor de kust van Duinkerke
19 januari 2021
Kamerlid Jasper Pillen ondervroeg op 19 januari Minister van de Noordzee Vincent Van Quickenborne in de bevoegde Kamercommissie over de Franse plannen om een windmolenpark te bouwen voor de kust van Duinkerke.
Deze plannen botsen al enkele jaren op Belgisch verzet. Vele vragen blijven bestaan: over het zicht vanop land, over de vaarroutes, over het (beschermde) mariene milieu, over de activiteiten van Defensie, … Op 3 december werd hierover een online vergadering georganiseerd met de projectontwikkelaars (EMD en RTE), met de Franse Energie administratie en met vertegenwoordigers van de prefet maritime. Deze vergadering kon door alle belangstellenden gevolgd worden.
Minister van Quickenborne onderstreepte in de Kamer nogmaals dat België in 2016, toen de locatie van de zone werd vastgelegd, niet werd gehoord of betrokken. De problemen die er tot vandaag zijn en hier rechtstreeks uit voortvloeien werden door de Minister opgelijst:
• De historische scheepvaartroutes tussen ons land en de UK worden door de bouw van het windmolenpark onbruikbaar. Alternatieve routes werden onderzocht maar zijn praktisch niet haalbaar of commercieel rendabel. Daarnaast – en dat wordt nogal eens over het hoofd gezien - wordt deze route ook veelvuldig gebruikt door andere zeeschepen, vissersboten en pleziervaartuigen. Vrijwaring van deze routes is dus noodzakelijk.
• Rond de windmolenparkzone voorziet Frankrijk een veiligheidsafstand van 1,5 zeemijl, wat overeenstemt met ongeveer 3 km. Ter vergelijking, in België is er rond de eerste offshore zone een veiligheidsafstand vastgelegd van 500 m. De geplande locatie voor het park van Duinkerke ligt op de Belgische-Franse grens en de Minister heeft Frankrijk er dan ook op gewezen dat de voorziene veiligheidsperimeter volledig op Frans grondgebied dient te liggen. Concreet komt dit er dan voor hen op neer dat de oppervlakte waarop windmolens kunnen worden gebouwd met bijna de helft verkleind wordt.
• De voorziene locatie ligt in Franse wateren maar het luchtruim erboven is door België gecontroleerd. Dit betekent dat obstakels of windmolens in deze zone niet hoger mogen zijn dan 126 m om het vliegverkeer niet te storen. In de plannen die voorliggen worden windmolens voorzien die tot 300 m hoog kunnen zijn. Defensie en meer in het bijzonder de Search-And-Rescue activiteiten kunnen hierdoor gehinderd worden.
• Windmolens die tot 300 m hoog reiken zijn een doorn in het oog van onze kustgemeenschappen. De windmolens voor de kust van Knokke liggen dubbel zo ver in zee en zijn maar half zo hoog. De belemmering van het zeezicht door het in Duinkerke geplande park is dan ook niet te onderschatten. De gevolgen voor onze kustbewoners, tweede verblijvers, het toerisme en de economie zal enorm zijn. De burgemeester van De Panne nam op de vergadering van 3 december het woord als vertegenwoordiger van de kustgemeentes. De Minister bevestigde dat hun standpunt door de Belgische Staat werd overgenomen in het algemeen standpunt.
• Minister Van Quickenborne herhaalde ook dat de windmolens gepland worden in natuurgebied, dat grenst aan het Belgisch Natura 2000 gebied “de Vlaamse Banken”. We moeten absoluut vermijden dat de bouw van het park negatieve gevolgen zou hebben voor onze beschermde gebieden. Extra onderzoek is nodig.
Kamerlid Jasper Pillen vernam van de Minister dat België zich toont als een constructieve partner. Zo wordt door ons land voorgesteld om de locatie van het windmolenpark meer naar het noorden te verschuiven. Deze alternatieve locatie vrijwaart alvast de scheepvaartroutes, is gelegen buiten het door België gecontroleerd luchtruim en beperkt aanzienlijk de impact op het zeezicht. Wat de impact op het milieu betreft heeft België aangeboden de resultaten van onze studies te delen en samen te werken voor eventuele bijkomende studies. België vraagt dan ook aan Frankrijk om deze alternatieven te onderzoeken.
Tot slot gaf Minister van Quickenborne aan dat ons land zal verder werken op 2 sporen:
• formeel is het nu wachten op de verwerking van de bemerkingen die ingediend werden in de publieksconsultatie. De ontwikkelaars zullen moeten aangeven op welke manier zij rekening houden met alle bezwaren die werden uitgebracht in deze publieksconsultatie en beslissen of zij met het project wensen verder te gaan. In het positieve geval zullen zij de nodige studies en onderzoeken starten of verderzetten met het oog op het bekomen van de nodige vergunningen om het park te bouwen. Vooral voor het milieu is dit een belangrijke fase omdat rond de milieu-effecten, net zoals dit in België het geval is, opnieuw een publieksconsultatie zal georganiseerd worden. Het is in dit kader dat de Franse wetgeving voorziet dat de buurlanden verplicht betrokken moeten worden.
• Informeel en diplomatiek, zetten wij uiteraard de dialoog verder en dit op alle niveaus. Minister Van Quickenborne stuurde al uitnodigingen uit aan de Franse ontwikkelaars aan aan de Franse politieke verantwoordelijken.
Jasper Pillen is tevreden met het zeer omstandige antwoord van de Minister. “De huidige plannen zijn op meerdere vlakken negatief voor ons land. De Minister en zijn diensten halen alles uit de kast om de Franse buren hiervan te overtuigen. Belangrijk is ook dat de Minister in contact staat met de verschillende betrokken actoren aan onze Westkust én met de Franse autoriteiten tot op het hoogste niveau. De Belgische opvolging en volhardendheid is alvast verzekerd voor de verdere procedure.”
Deel dit artikel

Het militaire oefencomplex in het Ryckeveldebos, waar het Damage Control Center (DCC) van Defensie is gevestigd, blijft van cruciaal belang voor de operationele paraatheid van Defensie en in het bijzonder van de Marine. Het centrum traint personeel op noodsituaties zoals brand, waterlekken en CBRN-dreigingen. Tegelijk roept de ligging middenin een waardevol groengebied toenemende vragen op over het toekomstig gebruik van de site. Buurtbewoners en bewoners klagen onder andere over de rookontwikkeling. Vlaams Parlementslid Jasper Pillen (Open VLD) vroeg cijfers op omtrent het gebruik van het DCC. Het oefencomplex werd in 2024 op 127 dagen gebruikt, waarvan 36 dagen met gasbranden en 73 dagen met branden op basis van vloeibare brandstof en hout. Dit type oefening benadert volgens Defensie het best de realiteit aan boord van marineschepen. Er wordt hierbij geen chemische toevoeging gedaan aan het bluswater. Op de andere dagen was er gebruik van het centrum zonder brand.

Langs spoorlijn 50A tussen Brugge en Oostende bevinden zich vandaag nog zes overwegen. Vlaams Parlementslid Jasper Pillen (Open VLD) vroeg bij de federale minister van Mobiliteit op hoe spoorbeheerder Infrabel de toekomst van deze lijn ziet. Infrabel streeft immers naar het maximaal afschaffen van deze overwegen, omwille van de veiligheidsrisico’s. De Minister antwoordde Pillen dat er samen met de lokale besturen wordt onderzocht hoe deze overwegen op termijn kunnen worden afgeschaft en vervangen door veilige alternatieven.

Het nieuwe Geïntegreerd Investeringsprogramma (GIP) 2025–2029 van de Vlaamse regering bevestigt wat Vlaams Parlementslid Jasper Pillen (Open Vld) al maanden aanklaagt: de provincie Antwerpen wordt royaal bediend met tientallen projecten, terwijl West-Vlaanderen het met een beperkt en eenzijdig aanbod moet stellen.